We gaan naar Sydney

We zitten momenteel op Launceston airport te wachten op onze vlucht, dus er is even tijd voor een korte post over de afgelopen dagen. Na Port Arthur hadden we nog grote plannen voor het bezoeken van enkele nationale parken, maar eigenlijk waren we allemaal wel toe aan een paar dagen relaxen. We zijn dus afgelopen zaterdag al naar Launceston gereden en hebben daar voor de laatste twee nachten een cabin geboekt. Bijkomend voordeel is dat Launceston een stuk warmer voelt dan Hobart, omdat de koude wind (vanuit het zuiden?) ontbreekt. We zaten dus gisteren om 8 uur ‘s avonds nog lekker buiten, iets dat je bij Hobart wel uit je hoofd laat! Gisteren zijn we nog even naar de Tasmanian zoo geweest. Een houtje-touwtje dierentuin (de dierenverblijven waren bijvoorbeeld deels gemaakt van zeecontainers en oude gasflessen) in de buurt van onze cabin, waar we o.a. naar het voederen van de Tasmaanse duivels hebben gekeken. Dit voederen bestond uit niet meer dan het werpen van een kangaroepoot in de kooi, maar daarna mochten de kinderen wel een jonge duivel aaien. Alleen Laura durfde.
Zometeen vliegen we dus naar Sydney, waar we ruim 8 jaar geleden voor het laatst waren (toen nog met z’n 2’en). Ik herinner me Sydney als een leuke, dynamische stad en kijk ernaar uit om er weer terug te keren. De komende drie nachten zitten we in een appartement hartje centrum (in Wooloomooloo), dus het plan is de attracties relaxed wandelend te gaan verkennen. We laten snel weten of dat lukt!

Wildlife

Hoewel we de natuur in Nieuw-Zeeland prachtig vonden en we er een leuke tijd hebben gehad, was er toch iets dat we misten: wilde dieren. Met name op het Noordereiland hebben we eigenlijk alleen boerderijdieren en dode opossums gezien. Op het Zuidereiland viel wat meer te zien, maar ook daar waren de grotere wilde dieren alleen te vinden bij of in de zee. Als je dieren eng vindt is dat waarschijnlijk een voordeel, maar wij hadden het gevoel dat er een dimensie ontbrak in de natuur van Nieuw-Zeeland.

Op Tasmanië is dat anders. Vanaf dag één struikelen we hier bijna over de dieren. Zelfs in stedelijk gebied zie je hier nog hagedissen en zelfs wallaby’s en in de buitengebieden en nationale parken komen daar nog tal van bijzondere dieren bij. Bijzondere dieren, omdat zoogdieren zich in het geïsoleerde Australië anders hebben ontwikkeld dan in de rest van de wereld. Dat betekent dat hele families van diersoorten, zoals de monotremen (vogelbekdier en mierenegel) en talloze soorten buideldieren alleen hier voorkomen. Het bekendste buideldier, de kangaroe, komt overal in Australië voor, maar allerlei onbekendere soorten zijn op het vasteland (vrijwel) uitgestorven door de vernietiging van hun leefgebied en de concurrentie van geïntroduceerde diersoorten zoals het konijn, de verwilderde kat, de vos en (al veel eerder) de dingo. Doordat deze dieren niet of veel minder op Tasmanië voorkomen (Tasmanië is vos- en dingovrij), komen allerlei inheemse buideldieren daar nog wel in grote aantallen voor. Hoewel we ze lang niet allemaal gezien hebben, zijn we, naast de Black Tiger Snake, die we in het vorige artikel hebben beschreven, drie arenden (wedge tailed eagles) vlak naast de weg tegengekomen, zagen we twee Ringtail possums de BBQ-resten afvoeren, wandelden er pademelons, een echidna en Bennet wallabies met ons mee bij Cradle mountain en zagen we Tasmaanse duivels, Forester Kangaroes en een vogelbekdier bij Mt Field. We hebben niet overal goede foto’s van (veel van de genoemde dieren zijn erg schuw en/of komen alleen ‘s nachts tevoorschijn en dat gaat niet zo goed samen met foto’s maken), maar de foto’s die we hebben willen we hieronder met jullie delen.

Mt Field, Hobart en Port Arthur

Voordat we aan ons relaas over de afgelopen dagen beginnen, willen we eerst iedereen bedanken voor de commentaren van de afgelopen 6 weken. Jullie zorgen ervoor dat wij iedere keer weer de energie en tijd vinden om onze ervaringen hier aan de site toe te vertrouwen! Ook de berichtjes gericht aan de kinderen vallen in zeer goede aarde en helpen tegen de vlagen van heimwee die vooral Dennis en Ilse ongeveer twee weken geleden hebben gehad. Dus schroom niet te schrijven, alle berichtjes zijn welkom.

Op woensdagochtend waren we voor de afwisseling al na 1 minuut rijden op de plaats van bestemming. Onze cottage stond namelijk op een steenworp afstand van de ingang van het Mount Field National Park alwaar er verschillende sfeervolle watervallen op ons wachtten. De beroemdste, Russell falls, is al na een wandeling van 10 minuten te bereiken. Hierheen liepen we dan ook samen met busladingen toeristen. Die haakten na de eerste waterval af en wij liepen door naar de tweede, Horseshoe falls, en de derde, Lady Baron falls. Totaal duurde deze wandeling zo’n 3 uur, dus aan het eind hadden de kinderen enige overreding nodig, maar de beste stimulans om door te lopen kwam uit onverwachte hoek: zo’n 30 minuten voor het einde zag GJ ineens een zwarte slang van ruim een meter lang op minder dan een meter van het pad liggen. Hij lag zo stil en onopvallend dat GJ er al naast stond toen hij hem zag! Toen de slang doorhad dat we hem gezien hadden, kroop hij snel weg, net voor GJ een foto kon maken. We hadden echter wel voldoende gezien om te bepalen dat dit een Black Tiger snake moest zijn, wat later bij het visitor centre bevestigd werd. Na deze verrassing wilde Dennis, die vlak achter GJ stond toen we de slang tegenkwamen, alleen nog maar snel doorlopen naar het einde :-). Laura, die in de rugzak zat, en Ilse waren wat minder onder de indruk. Onderweg zijn we nog een paar mensen tegengekomen en een heleboel anderen dieren. Over onze ontmoetingen met het Tasmaanse dierenrijk vertellen we in het volgende stukje.
Na een lekkere lunch zijn we naar een soort dierencrèche gegaan waar de nadruk ligt op het opvangen van zieke inheemse dieren. De kinderen vonden het geweldig! Het feit dat de meeste dieren achter hekken en omheiningen zaten vonden ze toch ook wel prettig.
Aan het eind van de middag zijn we doorgereden naar Hobart om daar onze tent voor 3 nachtjes op te zetten en vanuit de tent de omgeving te verkennen. In tegenstelling tot in Nieuw-Zeeland is hier het prijsverschil tussen kamperen en een cabin/motel best wel groot. Dennis heeft uitgerekend dat we ongeveer 4 nachten kunnen kamperen tegen de gemiddelde prijs van één nacht in een cabin. We zullen eens zien hoe dat op het vasteland van Australië is. We zitten dus nu al 3 nachtjes in de tent op een camping waar op zich alles wel aanwezig is, maar die het toch net niet is. Probleem was echter dat op een of andere gekke manier bij alle campings die we belden of helemaal geen tentplaatsen aanwezig waren, of geen internet, of alle tentplaatsen volgeboekt waren. De eerste nacht was het dan ook even wennen aan het geluid de weg die voorbij liep en aan de grote lantaarnpaal, die volgens GJ midden in de nacht onze tent verlichtte, zodat het maar niet donker werd. Bij nader onderzoek de volgende ochtend bleek er op ons knollenveld echter geen lantaarnpaal aanwezig te zijn en de ‘s avonds ontdekten we pas dat we de extreem heldere volle maan voor een lantaarnpaal hadden aangezien :-).

Op donderdag hebben we Hobart verkend. Een groot gedeelte van de ochtend ging echter op aan het aan de praat krijgen van de Telstra simcard die we gekocht hebben in Launceston, zodat we hier een Australisch nummer hebben en, nog belangrijker, mobiel Internet hebben. Het is een microsim, zodat hij in de iPhone 4 van GJ past. Echter bij de Telstrashop hadden ze iets niet goed gedaan, waardoor de card niet werkte.

Gert-Jan (als je niet geïnteresseerd bent in (technische) details: volgende alinea verder lezen!): Op zich was vrij duidelijk wat er mis was, de iPhone zei nl. al: SIM not provisioned. Om dit op te lossen moest ik me echter door zodanige berg helpdeskellende worstelen, dat ik de rest van dag een beetje van slag ben geweest. Bij de Telstrashop wilden ze niet helpen, maar alleen het gratis servicenummer geven, wat we niet konden bellen aangezien onze SIM niet werkte. Gelukkig bood een telefooncel uitkomst. Het servicenummer bleek voor vaste telefonie, dus ik werd doorverbonden naar India, waar de callcentermedewerker begon met mij te verzekeren dat hij mijn probleem ging oplossen. Vervolgens stelde hij enige vragen (staat de telefoon aan, zit de SIM er in?) en verbond mij door naar zijn collega die meer wist over de iPhone4. Deze liet mij de settings resetten en wist het toen ook niet meer, dus werd ik weer doorverbonden naar de tweedelijns helpdesk in Australië. Inmiddels was de verbinding zo slecht, dat hij klonk als een pratende computer en ik permanent 2 verschillende wachtmuziekjes door elkaar op de achtergrond hoorde. Nadat ik nog een keer al mijn gegevens en de symptomen had doorgegeven zei hij: “ik weet wat er mis is, ik verbind je door”. Na een hele tijd wachten kreeg ik de volgende medewerker aan te telefoon, die uiteindelijk de enige juiste vraag stelde: “wat is het serienummer van je simcard”. Door de slechte verbinding duurde het vervolgens nog 10 minuten voor dit goed aan de andere kant was overgekomen, maar daarna was mijn probleem binnen 1 minuut verholpen. Zoals ik al dacht, had de winkel mijn telefoonnummer, dat eerst op een gewone simcard stond, niet goed overgezet op de microsim. Al met al heb ik hiervoor wel meer dan een uur aan de telefoon gehangen. We zijn nu eindelijk in het gelukkige bezit van een Australisch mobiel nummer waarmee we, voor slechts 3ct per MB, ook dataverkeer hebben, zodat we, als we ontvangst hebben, onze gmail kunnen lezen etc. Urgente vragen/verzoeken tot contact opnemen ed. kunnen dan ook gewoon naar onze gmail gestuurd worden. Ik ben voorlopig echter niet bereikbaar op mijn Nederlandse nummer. Ik zoek nog een microsim adapter om dit op te lossen.

De rest van de dag hebben we door Hobart stad gewandeld. Zou mooi en historisch moeten zijn volgens de Lonely Planet, maar wij vonden het niet veel bijzonders. De mooie oude gebouwen die er staan worden omringd door lelijke nieuwbouw, dus dat levert niet echt een mooi beeld op, maar goed, je komt (hopelijk) ook niet naar Tasmanië om stadjes te bekijken.

Op vrijdag zijn we naar het oude gevangeniscomplex Port Arthur geweest. Een geweldig openluchtmuseum over de voormalige gevangenis aldaar. Hele mooie musea en de kids hebben zich, ondanks het feit dan de rondleiding in het Engels was, prima vermaakt. Op de terugweg nog even gegeten bij de McDonalds en toen we op de camping kwamen zijn we nog maar even in de auto blijven zitten i.p.v. in onze koude tent. Het belooft vannacht 8 graden te worden. Afgelopen nachten was het iets warmer maar toch nog best wel koud. Gelukkig hebben we goede slaapzakken e.d. en zijn we de Nederlandse temperaturen gewend. We zien op de camping en op wandelingen vaak genoeg mensen in volledige winterkleding, handschoenen en mutsen, nog net geen skipakken. Daar lopen wij dan naast in onze halflange broek met trui of longsleeve.
Foto’s van Port Arthur volgen nog!

West Tasmanië

Afgelopen zondag hebben we vanuit Smithton een tweede poging ondernomen om de Tarkine Wilderness te verkennen, dit keer wat minder ambitieus door de Arthur Forest Drive te gaan rijden. Na wat rondrijden in het park waar al sinds de overstromingen in augustus 2007 een brug buiten bedrijf is, vonden we een tweetal kleine, maar erg mooie, wandelingen in een schitterend regenwoud. Helaas waren er ook minder mooie plekken langs de weg. Dit bos wordt namelijk “gemanaged” door Forestry Tasmania, wat betekent dat regelmatig percelen oerbos worden gekapt en daarna platgebrand. Daarbij wordt 10% van de bomen gebruikt voor timmerhout, ongeveer 40% voor houtsnippers en de resterende 50% wordt dus in brand gestoken. Het duurt daarna 25-30 jaar voor er weer iets staat dat op bos lijkt, maar oerbos, met bomen van honderden jaren oud, wordt het natuurlijk nooit meer. Bizar dat zoiets in een ontwikkeld land gebeurt…
Daarna hebben we ons originele schema hervat en zijn we op weg gegaan naar het welbekende Cradle Mountain National Park. We onderschatten de rit er naartoe een beetje en zijn uiteindelijk geëindigd in (wederom) een Flying Docters-achtig etablissement in Waratah. Onze gastvrouw heeft daar de laatste maaltijden opgewarmd en wat frietjes gemaakt en om 8 uur werden we de bar/ het restaurant uitgejaagd omdat alles ging sluiten. De kinderen overigens vermaken zich prima in de auto. Dennis begint ‘s ochtends met zijn rekenhuiswerk in de auto, wat er, door de bochtige wegen, af en toe in resulteert dat de cijfers niet netjes zijn geschreven. Juffen: excuus daarvoor, het schrijfhuiswerk maken we gewoon aan tafel. vanaf een uurtje of één mogen de kinderen DS-en. Ook heeft Dennis al veel gelezen en voorgelezen aan zijn zusjes in de auto. Laura en Ilse vermaken zich met het bijna letterlijk naspelen van een Assepoesterfilm (deel 3) die we hebben meegenomen. En natuurlijk is er ook wel eens een kleine clash achterin, maar in het algemeen gaat het allemaal erg gemoedelijk.
Vanuit Waratah zijn we de volgende ochtend de laatste 50 km naar Cradle Mountain gereden. Cradle Mountain dankt zijn naam aan de vorm van de berg, je zou er het zijaanzicht van een baby in een wiegje in kunnen zien. Nu hebben we toch 3 baby’s in een wiegje zien liggen, maar dit vonden we wel erg ver gezocht. Ook Ilse snapte er niets van. Om 10 uur’s ochtends stonden we al in het park en zijn we de wandeling rond het Dove Lake (ongeveer 6 km) gaan doen, een hele mooie wandeling rondom een bergmeer. Enig nadeel was dat de boardwalk die ze hadden aangelegd wel heel smal was. De wandeling moest dus ook eigenlijk in één richting worden afgelegd en wij werden door het tempo van de kids dan ook wel ingehaald door de vele wandelaars die dezelfde wandeling liepen. Dennis liep weer vooruit en zat af en toe braaf op ons te wachten. Laura heeft genoten en geslapen in haar rugzak. Na deze wandeling hebben we nog een drietal kleinere gedaan die ook Laura heeft gelopen. In totaal hadden we toen ruim 10 km in de benen. Grappig detail was dat we op een van de kortere wandelingen bij het uitstappen van de parkbus recht op de man afliepen waar we twee avonden daarvoor een avond mee hebben zitten praten op de camping.
Aan het einde van de dag hebben we onze tent opgeslagen op de zeer nabij gelegen camping die voornamelijk was ingericht op campers. Van een grassy tentsite was geen sprake. Van onze overburen kregen we nog een klein grondzeil en de volgende ochtend hebben we als een gek moeten vegen om het zand van de onderkant van onze tent te krijgen. Verder voelden we ons die nacht toch wel een beetje een prins en prinses op de erwt. Blijkbaar waren er, alhoewel we dachten ze allemaal verwijderd te hebben, nog bergen kleine steentjes onder onze tent blijven liggen en de self-inflatable matjes corrigeren die niet voldoende. Toch ook maar een grondzeil kopen, want dit zal wel vaker voorkomen en de volgende keer de tentplek inspecteren voor we betalen! De andere voorzieningen op de camping waren overigens erg leuk, alhoewel er geen zwembad of speeltuin was.
De volgende ochtend (inmiddels dinsdagochtend) zijn we na een tussenstop bij het visitor center (Ilse was haar grijze jasje verloren in het park en gelukkig lag deze bij het visitor center) richting Hobart gereden. Wederom 2 kleine wandelingen langs de snelweg gemaakt waarvan 1 naar een waterval. Verder hebben we geluncht in Queenstown. Ons valt op dat de Aussies goed weten te rekenen voor een lunch. Het eten valt wel mee, maar de bijbehorende drankjes zijn erg aan de prijs. Uiteindelijk hebben we weer ons einddoel niet helemaal gehaald en zijn we gestrand in een zeer leuk huisje bij de ingang van het Mount Field National Park. Wel een beetje boven budget, maar dan heb je ook een echt huisje met twee slaapkamers, een woonkamertje met TV en een keukentje, waar ‘s avonds de wallaby’s en de pademelons op het gazon grazen en de Tasmanian devils aan de deur krabben!
De foto’s staan er nu ook bij!