Port Douglas

Eergisteren zijn we in Port Douglas aangekomen en daarmee is ons rondje Australië bijna compleet. Dat is maar goed ook, want ook onze nieuwe auto, die we met 3000 km op de teller in Adelaide hebben opgehaald, loopt alweer hardnekkig te klagen dat ie geserviced wil worden. Hij moet het echter nog maar even volhouden, want we hebben nog zo’n 4 weken en 2500 km te gaan voor we in Brisbane zijn.
Port Douglas is een toeristisch plaatsje op de rand van het regenwoud van Daintree en Cape Tribulation. We zijn hier in 2002 ook geweest, maar sindsdien zijn er ongeveer 50 resorts bijgebouwd. Vorige keer zaten we in een goedkoop motelletje in wat nu het commerciële centrum van het dorp is. We hebben nog niet gekeken of het er nog is, maar de prijzen zullen sowieso wel wat zijn aangepast! Het leuke is wel dat het stadje zijn relaxte, laid back karakter heeft weten te behouden. Geen schreeuwerige neonreclames hier, maar wel veel gezellige barretjes met houten veranda’s, koffietentjes en kleine winkeltjes. Australië beleeft de koudste meimaand is 60 jaar (hebben wij weer!), maar hier is het overdag een graad of 28, hoewel het ‘s nachts wel afkoelt tot een graad of 18. De eerste dikke truien zijn dan ook al gesignaleerd :-)!
We zitten hier in één van de vele nieuwe resorts, Central Plaza, in een ruim appartement met 2 slaapkamers en 2 badkamers, waarvan één met een grote jacuzzi, wat vooral door de kinderen erg gewaardeerd wordt. Het centrum en het strand liggen op loopafstand en er zit een mooi groot zwembad bij het complex. We kunnen deze plek dan ook absoluut aanraden aan iedereen die ook deze kant op wil komen ;-).
Na in een maand zo’n 13.000 km (ik heb het even nagekeken!) te hebben gereden, zijn we wel toe aan wat rust en Port Douglas is daar een uitstekende plaats voor. Gisteren en vandaag hebben we dan ook niet veel meer gedaan dan zwemmen in het zwembad hier, naar het strand gaan, het stadje verkennen en op het dakterras zitten met een biertje en wat lokale kaasjes. We merken dat de kinderen (en ook Johanna 🙂 ) ook wel aan wat rust toe zijn, dus het is wel even goed zo. Vanmiddag en / of morgen gaan we wat wandelingen in het Daintree regenwoud maken en verder staat er nog ontbijt met vogels en een boottocht met krokodillen op het programma.
Het is echt heel erg jammer dat deze fantastische plek zo lang vliegen van Nederland af ligt, want beter dan dit wordt het volgens mij niet. Aan de andere kant stonden we hier dan waarschijnlijk in de file tussen de andere Nederlanders en werden we elke avond wakker gehouden door dronken Engelsen. Ook voor economieën van de Garlic Belt is trouwens het maar goed dat je hier niet zomaar heen kunt vanuit Europa ;-).

We zijn er bijna!

Alweer twee dagen een lang stuk rijden (resp. 571 en 676 km per dag) achter de rug. Gisteren zijn we van Barkly Homestead naar Cloncurry gereden. Het was even zoeken naar een plekje om te overnachten. Allerlei mijnwerkers (om precies te zijn: mensen die reparatiewerk in de mijnen in deze omgeving uitvoeren) hebben de beste plekken ingepikt en we zijn een aantal campings en motels afgereden. Uiteindelijk hebben we een leuk “huisje” met maar liefst 3 slaapkamertjes gevonden. Stel je er niet te veel van voor, maar we hadden allemaal een bed. Om maar niet meer in het restaurant te hoeven eten hebben we onszelf getrakteerd op een uitgebreide zelfgemaakte broodmaaltijd (zalm, ham en kaas op bolletjes) met cup-a-soup uit de supermarkt. Als toetje ijs met perziken.
Vandaag zijn we via Normanton van Cloncurry naar Georgetown gereden en ook hier hebben we na enige moeite een erg verouderde cabin gescoord op misschien wel de slechtste camping die we deze reis gevonden hebben. De prijs is dan ook heel redelijk. In de cabin stond nog een elektrisch fornuis met een hittespiraal. Hier durfden we niet op te koken, dus hebben we ons eigen kookstelletje maar tevoorschijn gehaald. Onderweg hebben we trouwens, naast allerlei roadkill, zoals kangaroes, wallaby’s en grote hagedissen, ook veel roofvogels gezien zoals de wedge-tailed eagle en een soort valk, die al de roadkill aan het opeten waren. We hebben sowieso al enorm veel roofvogels gezien sinds we in de tropen zijn. We kunnen letterlijk niet naar boven kijken of we zien er wel één of meer vliegen. Dit schijnt te komen doordat er door de konijnenplaag en de hoeveelheid doodgereden dieren meer dan genoeg voedsel voor hen te vinden is.
De landschappen veranderen steeds en nu we in Queensland zitten is de omgeving nog groener en worden ook de bomen weer groter / hoger. Onderweg zien we goed dat we nog maar een paar weken in de droge tijd zitten. Hier en daar staat het water nog erg dicht bij de weg en zijn de borden Water on road nog niet weggehaald.
Deze avond hebben we besteed aan het zoeken naar een camping in Port Douglas. We wilden gaan kamperen, maar GJ heeft een heel leuk betaalbaar 4-sterren appartement voor 3 nachten gevonden. De foto’s zijn veelbelovend, dus we laten wel weten of het inderdaad zo paradijselijk is. Morgen dus nog de laatste 500 km. Dan hebben we het als het goed is gehad met de hele lange stukken rijden. We zitten dan op 1800 km van Brisbane met nog 4 weken te gaan, dus dat moet lukken!
De kinderen hebben overigens, zoals al eerder gezegd, weinig moeite met de lange afstanden rijden. Luisterboeken op de nintendo en Ipod en spelletjes op de Nintendo worden fanatiek gebruikt. Omdat huiswerk maken in een rijdende auto (we hebben nu vooral nog schrijfhuiswerk te doen) een beetje moeilijk is doen we dit na het eten in het huisje. Het kost soms wel wat moeite om Dennis aan de gang te krijgen, maar eenmaal aan de gang dan zijn de opgaven ook snel gemaakt.

Daly Waters: check! – update

We zijn gisteren zonder problemen aangekomen bij de Daly Waters pub, waar een lekker koel zwembad op ons wachtte. Daarna konden we aanschuiven bij de bbq in de tuin, waarbij de plaatselijke zanger/gitarist/komediant/souvenirmaker voor vermaak zorgde. Tussendoor bezigde hij ook nog wat conservatieve retoriek, maar dat mocht de pret niet drukken.
Ik heb hier alleen veld als ik midden op de weg sta, dus hier laat ik het nu even bij. Foto’s volgen asap. Nu door naar de Barkly Homestead.

Update: We zijn inmiddels bij Barkly Homestead roadhouse aangekomen en onze motelkamer ingetrokken. Deze is netjes en een stuk ruimer dan ons kamertje bij Daly Waters. De foto’s van gisteren en vandaag staan nu ook online.
Ik heb nu ook even tijd om wat meer uit te wijden over het programma van gisterenavond. Dat was nl. best de moeite waard. Bij de Daly Waters pub hoort een overdekt tuinterras en net daarbuiten staat een klein permanent podium. Hier treedt elke avond een man op die aan de overkant woont en daar een souvenirwinkel heeft. Voor zijn optreden werd er (Australische) countrymuziek gedraaid, dus ik verwachtte eigenlijk een countryzanger. Zo begon Chilli (zo heet hij) ook, maar na één nummer begon hij te praten. Nou gebeurt dat wel vaker, maar meestal betreft het dan een kort verhaal over hoe het volgende nummer past in het vaak tragische leven van de betreffende zanger of zangeres. In dit geval begon de beste man echter te informeren waar het geachte publiek vandaan kwam om vervolgens achtereenvolgens Tasmanië, New South Wales en (vooral) Victoria keihard af te kraken (met grotendeels standaard grappen, maar wij kenden die natuurlijk nog niet). Het beloofde dus een interessante avond te worden!
De rest van de show bestond uit countrynummers, meestal snel en soms langzaam, afgewisseld met ietwat te snel vertelde verhalen over Chilli en zijn vrouw, zijn oude liefdes, zijn mates en zijn vroegere betrekkingen. Tegen het einde kwamen daar nog felle aanklachten tegen (federale) politici, tegen bedrijven die productie naar het buitenland verplaatsen en (erg fel) tegen mensen die de vlag willen veranderen. Het was, kortom, een conference waarbij het PVV-publiek zich prima thuis zou voelen!
Hoewel lang niet iedereen liet blijken deze aanklachten te ondersteunen (behalve tegen politici, maar dat is volgens mij universeel), noemde hij wel een paar punten die me al eerder zijn opgevallen deze reis. Met name de aversie tegen wat wij de globalisering zouden noemen, heb ik deze reis al een aantal keer terug zien komen. Zo staat er bij allerlei artikelen zonder directe aanleiding dat producent 100% Australian owned is, op van alles en nog wat staat op meerdere plaatsen groot aangegeven dat het Made in Australia is, hamburgers zijn gemaakt van 100% Australian beef enz. enz. Daarnaast kom je her en der Buy American-achtige initiatieven tegen. Dit alles ondanks het feit dat Australië, als gro(ots)te exporteur van ruwe grondstoffen naar China en Japan, juist enorm van de globalisering profiteert.
Je kunt je ook afvragen hoe positief het is dat iets Made in Australia is. Neem als voorbeeld onze tent. Onze eerste tent was Made in China en kostte in Nieuw-Zeeland (waar tenten overall een stuk duurder zijn dan in Australië, waarschijnlijk als gevolg van de kleinere markt en andere inefficiënties) € 400,-. Het nylon was van een lichte kwaliteit, de gewrichten waren van plastic en het grondzeil was nogal dun, maar de afwerking was prima. Onze nieuwe tent is Made in Australia en kostte, nadat we 30% korting hadden bedongen, ruwweg anderhalf keer zoveel als onze oude tent. De gebruikte materialen zijn van een veel betere kwaliteit, waardoor de tent veel robuuster is, maar de afwerking is op veel punten matig of ronduit slecht. Dat kan ook bijna niet anders, want er gaan minimaal 50 Chinese uurlonen in een Australisch uurloon. Onze oude tent kon dus bij wijze van spreken met de hand gestikt worden en dan nog waren de arbeidskosten lager. Als gevolg daarvan is onze nieuwe tent veel te haastig gemaakt en de kwaliteitscontroleur had waarschijnlijk net genoeg tijd om een sticker te plakken. Het is dus volgens mij een kwestie van tijd voor er in China kwaliteitstenten gemaakt gaan worden en Black Wolf (de Australische producent van onze nieuwe tent) kan dan óf de productie naar China verplaatsen, óf failliet gaan.
Voorlopig lijkt de gemiddelde Aussie het materieel echter nog prima voor elkaar te hebben. De middenklasse Aussie die wij hier tegenkomen heeft een vrijstaand huis, een dikke SUV, een mooie (vis)boot en een grote caravan. In Nederland ben je al blij als je één van deze zaken hebt (maar gelukkig zijn al onze wegen verhard en hebben we toch niet genoeg viswater voor al die boten 😉 ).

We gaan weer de outback in!

Vandaag verlaten we Darwin alweer om te starten met een epische tocht naar de Oostkust, waarbij vergeleken de oversteek van de Nullarbor een wandeling in het park is. Onze bestemming aan de Oostkust is Port Douglas, een stadje iets boven Cairns, zo’n 2800 km verderop. We hopen daar over een dag of 5, op 12 mei, aan te komen. Onze eerste twee overnachtingen onderweg zijn bij Daly Waters, een onwijs leuke outback pub annex motel, en bij de Barkly Homestead, een roadhouse in de middle of nowhere. Vanuit daar gaan we verder richting Mount Isa. De weg die we volgen loopt min of meer door het binnenland. Er loopt namelijk geen weg langs de kust (die is op de meeste plaatsen volkomen onbereikbaar) en de weg die wat meer naar boven loopt, de Savannah Way, is op dit stuk onverhard, in slechte conditie en momenteel grotendeels gesloten. Tussen Broome en Katherine hebben we deze route overigens wel gereden en na Normanton willen we hem ook weer oppakken.

Gisteren hebben we ons voorbereid op de reis naar Cairns, geluncht bij de haven van Darwin en nog een laatste keer gezwommen in de Wave Lagoon. Dat leverde weer veel foto’s van de kinderen op!