Inmiddels zijn we weer bij de Canadese Westkust (bij de Sunshine Coast, om precies te zijn), en dat betekent dat ons kampeeravontuur in de Rockies alweer achter de rug is. Vanaf 19 juli tot een week later hebben we 6 nachten op 3 verschillende campings in nationale parken (Banff en Jasper) gekampeerd, met tussendoor een nachtje in een motel (of resort, zoals ze het zelf noemen) zodat we konden douchen. Erg veel luxe is er namelijk niet te vinden op de National Park Campings, maar natuur en rust des te meer!
Onze eerste camping, Two Jack Main, zit verscholen in de bossen bij Banff, op korte afstand van Two Jack Lake. Aan dat meertje zit ook een camping met een fantastisch uitzicht over het water, maar die was helaas al vol toen ik boekte, zodat we op deze, veel grotere camping terecht zijn gekomen. Dat boeken van campingplekken in nationale parken is overigens nog een verhaal apart. Die zijn namelijk nogal populair, waardoor de instantie die de parken en campings beheert haar toevlucht heeft genomen tot een systeem dat erg lijkt op het systeem dat Lowlands/Ticketmaster gebruikt voor de de verkoop van festivaltickets. Ik zal niet helemaal uitleggen hoe dat precies werkt, maar laat ik zeggen dat dit systeem het nogal stressvol maakt om de plekken te boeken die je wil hebben op de data die je nodig hebt.
Hoe dan ook, Two Jack Main was dus niet onze eerste keus, maar het bleek een erg mooie en praktisch locatie te zijn om voor het eerst onze tenten op te zetten. Tenten, want we hebben voor de meisjes een 3-persoons tentje van huis meegenomen en hier een aanzienlijk grotere tent gehuurd, zodat we eventueel in de tent konden zitten als het regent. Dat hebben we overigens overdag nog niet meegemaakt hier, op een buitje tijdens het koken in Jasper na.
Toen onze tenten eenmaal stonden en we voor het eerst deze vakantie op ons gehuurde gasstel hadden gekookt (pasta met Italiaanse worst), was het tijd voor wat toch wel een beetje een hoogtepuntje van elke kampeerdag is geworden: het aansteken en opstoken van een kampvuur. Zo’n beetje elke plek op een National Parks camping heeft een vuurplaats; een ijzeren ring met een rooster erboven, die je kunt gebruiken om op te barbecueën of koken, maar die meestal toch gewoon wordt gebruikt om een kampvuurtje te stoken. Het koelt namelijk, ook op warme zomerdagen, best snel af in de bergen en dan is zo’n vuurtje wel lekker om warm te blijven. Overigens is het ook niet ongebruikelijk dat zo’n kampvuur ‘s ochtends bij het ontbijt al wordt aangestoken, maar dat vonden wij dan weer wat overdreven. Het hout voor je kampvuur zoek je bij elkaar in een enorme berg brandhout, die op elke camping aanwezig is. Dat hout is wel te dik om direct te gebruiken, dus voor je los kunt gaan moet er ook nog hout gespleten worden. Nu hadden wij voor dat doel een enorm botte bijl meegekregen van de tentverhuur, maar met een forse dosis commitment gecombineerd met zoveel mogelijk kracht en de juiste stammetjes, kon er toch een resultaat bereikt worden en hadden we het ‘s avonds lekker warm, zonder dat we al te erg naar rook stonken als het vuur weer uit was.
Na 2 nachten bij Banff en wat wandelingen in de omgeving (eerste herten van dichtbij gezien!), was het tijd om door te rijden naar Lake Louise. Dit is een camping op loopafstand van het gelijknamige meer, wat een bekende toeristische attractie is hier. Er zitten nogal wat beren in dit gebied en om te voorkomen dat er toeristen worden opgegeten, hebben ze speciaal voor tenten en andere “soft-sided” kampeermiddelen een camping opgezet met een hek dat onder stroom staat eromheen. Met wat geluk hadden wij het laatste beschikbare plekje op deze camping bemachtigd (het was weekend, dus erg druk) en met hulp van de meisjes hadden we de tenten in no time weer staan zodat we ons aan de avondmaaltijd en het kampvuur konden wijden.
De volgende dag was het tijd om de grote toeristische trekpleisters van deze regio te bezoeken; Lake Louise en Lake Moraine. Vanwege de drukte mag je niet zelf naar deze meren rijden, maar moet je een shuttlebus gebruiken, die je ook weer met hetzelfde systeem als de campings moet reserveren. Je krijgt dan een tijdslot toegewezen, in ons geval tussen 13:00 en 14:00. Zo lang wilden we natuurlijk niet wachten, dus na het ontbijt (eieren met spek) zijn we begonnen aan de wandeling van 5 km richting Lake Louise. Dit is geen moeilijk wandeling, maar in combinatie met de temperatuur (boven de 22 graden en de hoogte (iets van 2 km) was het toch nog een behoorlijke inspanning. Zowel Lake Louise als Lake Moraine zijn erg mooi, maar ook wel erg druk met toeristen. Daarnaast hebben we de laatste weken zoveel mooie groene en blauwe meren met een achtergrond van grijze/witte bergtoppen gezien dat we er eerlijk gezegd een beetje blasé over worden. Ik denk eerlijk gezegd dat er legio plekken in (West-)Canada zijn die net zo mooi zijn, maar een stuk authentieker aanvoelen.
Na 4 nachten kamperen zonder douches (maar gelukkig wel met stromend water en normale wc’s), was het tijd voor iets meer comfort, en met dat doel had ik in 2020 al een nachtje in de Crossing Resort, direct aan de Icefields Parkway, de schitterende route van Lake Louise naar Jasper, gereserveerd. In 2020 konden we natuurlijk niet naar Canada wegens Covid, maar ik kreeg een voucher voor mijn reservering die ik dit jaar eindelijk in kon wisselen! De Crossing Resort zit vrij letterlijk in de middle of nowhere, zonder aansluiting op enige openbare voorziening, zoals stroom, waterleiding of riolering. Internet was er alleen in de pub en in de ontspanningsruimte voor minderjarigen daar direct onder. We waren dus gedwongen om wat biertjes te drinken zodat we onze appjes/e-mail konden checken. Een dag later was het tijd om door te rijden naar Jasper, maar daarover volgende keer meer!